Overleving
In 1999 werd een bijdrage:overleving geschreven voor het herinneringsboek over de Paasberg onder redactie van Leo Feijten getiteld " Hakke-Wieke-Zole (ISBN 90-9012425-X). De Paasberg is een bijzondere Arnhemse wijk waar ik woonde van 1935-1942 en van 1946-1952.
“s Nachts komt die steeg, brok onverteerd verleden,
Langzaam mijn dromentrechter ingegleden,
Maar als ik luisteren wil naar torenklokken
Hoor ik mijn eigen stem: van hier vertrokken”
(Dr. J. Meijer in: zij lieten hun sporen achter)
lieve papie en mamie
ik ben nu bij tante bep en oom albert. Gisteren is kees bij mei geweest om te speel en en er is hier een zusje die heet lieneke ze is nog kleiner dan leenie leenie is hier ook dichtbij van sint niekoolaas kreeg ik een legkaart en een circusspel en plak plaatjes en un boekje en un kleurboek vele kusjes van
dries
(briefje aan mijn ouders in nauwelijks leesbare hanepoten, leenie is mijn zusje, omstreeks 7 december 1942, )
En bij het afscheid, op 17 mei 1997, van Albert Horstman, op Moscowa, zo dicht bij de Paasberg, waar mijn wieg heeft gestaan, zei ik o.a. :
“Wij ontmoeten elkaar nu 55 jaar geleden in de diepste duisternis van de historie. 3 jaar was je mijn vader, flarden van herinneringen komen mijn dromentrechter ingegleden, een kastanjeboom, granaatscherven, een wandeling door het Beekhuizer bos naar de hei, wittebrood als manna uit de hemel. Voor emoties was geen tijd, het leven ging immers verder. Die emoties komen nu 55 jaar later. Nu we het leven hebben geleefd, ontstaat het zicht op de impact die we op elkaars leven hebben gehad. In “op weg naar bevrijding” schilder je je gang naar het verzetswerk. Je oorspronkelijke schroom vanuit je diepe teleurstelling over het onbegrip over de aard van het nazisme. Over “ al die mensen van betekenis, die juist door zich aan te passen aan de gegeven verhoudingen, ten einde de gang van zaken te vertragen en te kalmeren, zich de kans hebben laten ontgaan om invloed op de gebeurtenissen uit te oefenen” (een citaat van Menno ter Braak). Maar die schroom veranderde met de opname in je huis van de 7-jarige Ies Heertje of moet ik zeggen Dries Horstman. Toen ik jouw naam ging dragen veranderde jouw wereld. Toen ontstond een kettingreactie van gebeurtenissen, die je hele verdere leven hebben gemarkeerd. Toen ontstond een menselijk epos van verzet tegen onrecht en rechteloosheid. Een jongensroman als het niet zo dramatisch was. Maar ik zal niet meer horen deze verhalen uit de eerste hand over vluchtpogingen, Pegasus, verkenningstochten door de Betuwe, over onderduikers, over Deane Drummond, Tony Hibbert, Piet Kruyff, Bernard Vork, Alex Hartman, Jan en Henny Berendsen, en zovelen anderen, waarover Winston Churchill zei:
“De weg langs die 5 jaren was lang, hard en gevaarlijk. Zij die het leven lieten deden dat niet tevergeefs. Zij die verder gingen tot het einde kunnen altijd trots zijn op de weg van de idealen die ze zijn gegaan”
Deze 2 fragmenten uit mijn leven zijn het misschien wat vreemde begin van mijn bijdrage over de Paasberg. Maar zonder dat kan de geschiedenis niet worden begrepen. Een geschiedenis die begon toen ik op 9 september 1935 geboren werd en vanuit ons huis aan de P.C. Hoofstraat 22 op de Paasberg, zicht kreeg op die idyllische vallei voor mij met een hele tijd niets en dan hoog in de verte, als in een andere wereld, de Geitenkamp. Daar werd het zaad gelegd voor mijn grote liefde voor bomen, bossen en uitgestrekte heidevelden, die toen nog zo rijkelijk vertegenwoordigd waren in en om de Paasberg. Iets daarvan heb ik teruggevonden toen ik nu 25 jaar geleden ben gaan wonen in Brabant, waar bossen, heidevelden en riviertjes hun eeuwige verhaal vertellen over de schoonheid der natuur. En de geschiedenis leek zijn vredige gang te nemen, uit de vergeelde foto’s van voor de oorlog komt naar voren een vredig gezinnetje, een lieve zorgzame moeder, een vader die werkte bij de ENKA, een lief zusje (Lenie) en 2 kleine jongetjes (Nol en Ies), zich weinig bewust van hun joodse afkomst. Een klasse foto van de Juliana kleuterschool van Juffie (Mevrouw Gerritsen) van juli 1941 vertelt een vredig verhaal, in schril contrast met de gebeurtenissen die spoedig zouden volgen. Wij waren niet langer welkom op de scholen op de Paasberg en moesten naar de “joodse school” in het centrum van Arnhem. De, in mijn optiek, steile helling over de Vondellaan, naar de Velperweg staan in mijn geheugen als een eindeloze gang naar een onbegrepen wereld. De winter van 1941 moet koud zijn geweest, want op mijn netvlies staat gegrift dat Nol vreselijke last had van wintertenen en maar nauwelijks in staat was te lopen en de verre tocht te volbrengen. Maar het was slechts voorspel, in oktober 1942 werden wij gedwongen ons huis op de Paasberg te verlaten. We vlogen alle kanten uit en doken onder, zoals dat heet. Ik in Velp, helemaal niet zo ver van de berg, mijn naam werd aangepast en mijn jood zijn ontkend. Maar ik ontmoette onvergetelijke mensen (Albert en Bep) die mij hielpen de oorlog door te komen. Na de oorlog werd ons gezin weer herenigd, ik kwam weer bij mijn ouders, die ik nauwelijks herkende. Dat is een heel feitelijke beschrijving van de gebeurtenissen, die wonderwel aansluit bij onze opstelling in die tijd. Wij pasten ons aan (er was geen keus), we huilden niet en toonden geen emoties. Ongetwijfeld hebben de gebeurtenissen van toen ons blijvend beïnvloed, hebben ze ons gedrag en onze opstelling in de wereld bepaald. Hoe?, dat zal wel altijd een mysterie blijven, het experiment is nu eenmaal niet herhaalbaar en de uniciteit van ieder mens speelt ook bij het verwerkingsproces een grote rol.
Hoe het zij, na de oorlog keerden we naar Arnhem terug. Eerst woonden we tijdelijk in een groot huis in de Kastanjestraat in het centrum, omdat een voltreffer ons oude huis in de P.C. Hooftstraat 22 had getroffen, waardoor het dak ernstig was beschadigd. Maar daarna begon, ik dacht in 1946, onze tweede periode op de Paasberg. Met de realisatie van alle pijn die deze periode met zich bracht (de negatieve c.q. neutrale houding van de overheid t.o.v. de geslagen joodse bevolking; het bij elkaar sprokkelen van wat spulletjes; de rol van “bewariers”; spanningen in het gezin ten gevolge van individuele oorlogservaringen) bewaar ik een goede herinnering aan deze tijd. Het was de tijd van de opbouw, er was geen tijd om stil te staan bij het verleden, voor verwerking was geen tijd, we keken vooruit naar de toekomst. Dat velen daarna, vaak jaren later, hun trekken thuis kregen laten we hier verder rusten. Ik ging weer naar school, Bernard Kruidering en Henkie van de Beldt waren mijn speelmakkertjes. Bij slecht weer voebalden we in de gang. Bij goed weer op straat. De kunst was de lampen in de lantarenpalen met goed gerichte ballen te treffen. Ook raakten we heel volleerd in het openen van putdeksels, om ballen die in de put terecht waren gekomen op te vissen. In 1948 ging ik handballen bij de Micrometers, dat was een fantastische tijd, we speelden in het dal tussen de Paasberg en de Geitenkamp. Micrometers is allang opgegaan in een groter geheel maar die velden liggen er nog steeds, geloof ik. Ik denk nog altijd met heel veel plezier terug aan de grote vriendenclub die we toen vormden en de successen die we boekten op het handbalveld. Ook bestuurlijk werd ik ingeschakeld, mijn eerste functie was ballenjongen, ik was toen 14 jaar en moest zorgen dat de teams van goed onderhouden ballen werden voorzien. Of ik deze functie kreeg omdat ons huis zo heerlijk dicht bij het veld lag of omdat ik bepaalde technisch/ bestuurlijke kwaliteiten had vermeld de historie niet. Maar misschien toch het laatste want toen ik 16 jaar was ging ik deel uitmaken van de elftalcommissie van de vereniging. Achteraf werd daar de basis gelegd voor jarenlange bestuurlijke activiteiten in organisatie- en verenigingsverband, maar dat kon ik toen nog niet weten. Het was nu 1951 en mijn vader, een scherpzinnig en creatief technicus, die veel heeft betekend voor de ENKA/ AKU organisatie, werd overgeplaatst naar de Enkalon fabriek in Emmen. Ik maakte het vierde jaar af aan de Lorentz HBS in Arnhem, waarna ik eveneens verhuisde naar Emmen waar ik in 1953 eindexamen deed aan het Emmer Lyceum. En daarmee komt een einde aan de Paasberg periode.
46 Jaar later kijk ik terug, familiale, wetenschappelijke en bestuurlijke hoogtepunten werden mijn deel. Misschien was wel het hoogtepunt mijn betrokkenheid bij de herbouw van de Synagoge in Breda, die in 1992, ongeveer 50 jaren na zijn ondergang opnieuw werd ingewijd. Hier eindigt, ondanks alle kwade kansen dit verhaal van overleving. Een verhaal wat zonder de Paasberg en zijn toenmalige bewoners niet had kunnen worden geschreven.
No Comments have been Posted.