Oh no! Where's the JavaScript?
Your Web browser does not have JavaScript enabled or does not support JavaScript. Please enable JavaScript on your Web browser to properly view this Web site, or upgrade to a Web browser that does support JavaScript.
Users Online Now
Guests Online 1
Members Online 0

Total Members: 2
Newest Member: edgar
Articles

Kaddisj

Voor het periodiek, van de Joodse gemeente Breda, Hakol werden in het afgelopen decennium boekbesprekingen geschreven over boeken van Joodse auteurs of met een Joodse inhoud. Deze bespreking gaat over het boek van Leon Wieseltier, Kaddisj en verscheen in Hakol 15, december 2000.

Het zal wel niet helemaal toevallig zijn dat ik afgelopen weken een aantal malen kaddisj heb gezegd na het overlijden van Rotie’s moeder en dat thuis een dik boek lag te wachten om gelezen te worden. Het is het boek van Leon Wieseltier genaamd kaddisj. Het is een boek van bijna 700 pagina’s. Na het overlijden van zijn vader in 1996, neemt de auteur een jaar lang de regels van het joodse rouw ritueel in acht, gaat dagelijks naar sjoel om kaddisj te zeggen en begint een intensieve zoektocht naar de oorsprong, de geschiedenis en de betekenis van dit gebed en zijn relatie met het jodendom. Het is een boeiend boek maar het leest niet makkelijk. Het is een voortdurende afwisseling van gebeurtenissen uit het leven van de auteur, beschrijvingen van sjoelbezoeken en de parsje van de week en uitgebreide beschouwingen over klassieke, middeleeuwse en moderne joodse bronnen en responsa. Een centrale vraag die Wieseltier zich in dit boek stelt is of het kaddish voor de rouwenden wordt gezegd voor de doden of voor de levenden. Met andere woorden; moet de lofprijzing worden gezien als ten goede te komen aan de dode om hem te helpen in het leven in het hiernamaals f is de nagedachtenis aan onze doden veel meer een zegen over de levenden, over ons. De rabbijnse literatuur verkondigt vooral de eerste opvatting, maar Wieseltier vraagt en twijfelt, kan ik geloven dat het een zegen is daar, voor de ziel van mijn heengegane vader?

Deze zoektocht leidt ons langs een uitgebreid palet van joodse geleerden, van Nachmanides naar Abraham ben Jitschak, van Maimonides naar Ovidiah, van Akiva naar Rashi, van Moses Feinstein naar Simeon bar Jochai, van Moellin naar Menachem ben Zerach. Zij leren ons dat het kaddisj oorspronkelijk slechts werd gezegd om pauzes te markeren om een scheiding aan te brengen tussen hoofd en kleinere gebeden, na teksten uit Torah en Talmoed. Bij rouw werd het niet gebruikt en het had ook niets met rouw te maken. Dat verandert eerst omstreeks de 12e eeuw. Dan wordt het een gewoonte dat de zoon van een dode man kaddisj zegt en dat de functie van dat kaddish de verlossing van de doden is of zoals het elders wordt gezegd de ziel van de doden te redden uit de hel, en deze op te tillen uit de laagste rangen van Eden, steeds hoger van niveau naar niveau. Maar hier rijst de twijfel van Wieseltier op als hij zegt met Ovidiah: “het kaddish is niet een gebed voor het een of ander. Het is het bewijs van iets. De zoon vraagt niet dat zijn vaders lot goed zal zijn. De zoon toont aan waarom zijn vader een goed lot heeft verdiend. De zoon is niet de advocaat, de zoon is het bewijsstuk. Het kaddisj is geen gebed voor de doden. Het is een prestatie van de doden.” , waarin de zoon fungeert als spreekbuis. “Het kaddisj is geen gebed voor de doden, een gebed voor de doden is een vrome absurditeit, maar het kaddisj is wel een gebed. Het is een gebed voor G”D! De rouwende staat op en bidt dat G”D verheven en geheiligd worde”.

En zo volgen we de auteur op zijn verdere gang door 11 maanden van rouw en zijn verwerkingsproces middels zijn uitgebreide studie van de joodse bronnen. In die laatste dagen van rouw confronteert hij ons met een overlevende uit het Spanje van de 14e eeuw, die onbeschrijfelijk heeft geleden onder vervolging en heel zijn familie heeft verloren. Het is deze Menachem ben Zerach die zegt: “ware wijsheid is te weten dat rouw om de doden geen uiting van wijsheid is en ook geen uiting van juist geloof”. Dat komt ook dichtbij wat Maimonides heeft geleerd: een mens moet niet uitzonderlijk rouwen om zijn doden. Sterven ligt in de natuur der dingen en de kinderen van een man of een vrouw zijn niet zijn of haar kinderen – zij zijn G’D’s kinderen. En daarmee wordt ook afstand genomen al te veel belang te hechten aan de afstamming, want meer gaat het om de eigen ziel, de eigen waarde, de eigen spirituele weg. En zo neemt Wieseltier aan het eind van zijn zoektocht afscheid van zijn vader: “wie was hij, wat heeft hij gedaan? Vergeet nu maar dat hij mijn vader was, en rouw om hem”. Rouw zoals je rouwt om alle anderen, maar niet meer dan dat.

Dat is de uiteindelijke boodschap, althans zoals ik het heb begrepen. Maar ongetwijfeld is dat een veel te simpele weergave van dit boek. Om dat aan te tonen zult U het zelf moeten lezen. Bovenstaande regels zijn daarbij slechts een bescheiden leidraad.

isaac June 15 2024 33 reads 0 comments 0 ratings Print

0 comments

Leave a Comment

G
  • No Comments have been Posted.


Rating is available to Members only.
Please Login or Register to vote.
Awesome! (0)0 %
Very Good (0)0 %
Good (0)0 %
Average (0)0 %
Poor (0)0 %