Jom Hasjoa herdenking 2004
Ieder jaar op Jom Hasjoa is er een herdenking van de slachtoffers van de nazi-terreur in de Hollandsche Schouwburg te Amsterdam. Ik werd naast de Israelische ambassadeur en de Burgemeester van Amsterdam uitgenodigd om een korte toespraak te houden als vertegenwoordiger van de generatie die de oorlog nog heeft meegemaakt. Vol emotie heb ik op 18 april 2004 onderstaande woorden gesproken.
Uit de vergeelde foto’s van voor de oorlog komt naar voren een vredig gezinnetje, een lief zusje (Lenie) en 2 kleine jongetjes (Nol en Ies), zich weinig bewust van hun joodse afkomst. Een klassefoto van de Juliana kleuterschool van Juffrouw Gerritsen van juli 1941 vertelt een vredig verhaal, in schril contrast met de gebeurtenissen die spoedig zouden volgen. Wij waren niet langer welkom op de scholen op de Paasberg en moesten naar de “joodse school” in het centrum van Arnhem. De, in mijn optiek, steile helling over de Vondellaan naar de Velperweg staan in mijn geheugen als een eindeloze gang naar een onbegrepen wereld .
In mijn handen een vergeeld papiertje, in nauwelijks leesbare hanenpoten met veel schrijffouten, geschreven door een jongetje van 7 jaar, het is 7 december 1942.
“Lieve papie en mamie, Ik ben nu bij tante Bep en oom Albert. Gisteren is kees bij mei geweest om te speel en en er is hier een zusje die heet lieneke ze is nog kleiner dan leenie (mijn zusje) leenie is hier ook dichtbij van sint nikoolaas kreeg ik een legkaart en een circusspel en plakplaatjes en un boekje en un kleurboek veel kusjes van Dries”
Zo begon in 1942, in de diepste duisternis van de historie, Dries Horstman zijn leven als onderduiker als het neefje van Albert Horstman en Bep Boom (hun herinnering zij tot zegen) aan de Pinkenbergse weg in Velp. Nog altijd een mooie aanpassing aan mijn naam Ies, zo mooi dat ik in 1945, toen ik mijn ouders weer ontmoette en nauwelijks herkende, niet begreep dat die naam weer moest worden aangepast. Zoals we ons ook weer aanpasten aan de ons omringende wereld, we huilden niet en toonden geen emoties. Ongetwijfeld hebben de gebeurtenissen van toen ons blijvend beïnvloed, hebben ze ons gedrag en onze opstelling in de wereld bepaald. Hoe?, dat zal wel altijd een mysterie blijven, het experiment is nu éénmaal niet herhaalbaar en de uniciteit van ieder mens speelt ook bij het verwerkingproces een grote rol.
En met deze bagage staan we op deze huiveringwekkende plaats, waarom wij wel, waarom zij niet. Waarom mochten wij wel deelnemen aan het doorlopende experiment, jood te zijn in een seculiere samenleving, ons bewust te zijn van onze joodse identiteit, met alles wat daarbij hoort en daarnaast onze bijdragen te leveren aan de ons omringende samenleving, als venters en marskramers, als diamantbewerkers en bankiers, als slagers en doktoren, als stadsbestuurders, wetenschappers en Nobelprijswinnaars. Waarom mochten wij wel deelnemen aan dit geslaagde voorbeeld van integratie? Hoewel: geslaagd, in het zicht der historie van hen die het niet mochten meemaken?, hoewel: geslaagd in het zicht der huidige actualiteit, waarin rassenwaan en intolerantie hun kop weer opsteken? En toch als deze herdenking iets wil betekenen, dan bouwen we onze negatieve ervaringswereld om tot een positieve kracht in de samenleving, dan kijken we naar de toekomst en rekenen we af met het verleden (en het heden) van onverdraagzaamheid, intolerantie en rassenwaan, om in sjolom met elkaar te leven.
En om het in de woorden van Chaim Potok te zeggen:
“Ja, we moeten bloemen planten, zaailingen opkweken, jonge bomen verzorgen, oude aarde bemesten, nieuwe aarde aanbrengen, -een tuin van nieuwe dromen om voort te brengen, om toe te voegen aan oude verbonden en messiaaanse hoop en om te geven aan ons zelf en aan onze geschonden en geliefde wereld.”
Jehee shlomo rabba min sjemaja Moge er veel vrede uit de hemel komen
No Comments have been Posted.