Afscheidsrede van URL Vlaardingen
Posted by isaac on June 15 2024 08:54:31
Afscheidsrede
“Naast mijn wetenschappelijke werkzaamheden, heb ik altijd een diepe belangstelling gehad voor de organisatie, het functioneren daarvan, de mensen daarin en hoe wij komen tot goede industriële research. Dat heet ook te maken met de identificatie met de organisatie waarvoor ik heb gewerkt. Mijn positie bij URL is nimmer een vluchtige, zakelijke verbintenis geweest, maar een plaats waar ik mijn bijdrage als mens wilde geven. En ik realiseer mij dat dit contrasteert met maatschappelijke ontwikkelingen van onze tijd. Individualisme en verzakelijking van verhoudingen vieren hoogtij. Gemeenschappelijkheid, verantwoordelijkheid voor elkaar en loyaliteit verdwijnen uit het gezicht.
Ook onze organisatie ontkomt niet aan die maatschappelijke ontwikkelingen. Er dreigt een onpersoonlijk, verzakelijkt klimaat te ontstaan, waarin mensen pionnen worden in een schaakspel, waarin het niet meer uitmaakt of A wordt vervangen door B of C. Wij zijn immers allemaal gelijk. Zo’n klimaat wijs ik af. Het is in strijd met de uniciteit van mensen, met de hoogst individuele bijdragen die ieder van ons aan de organisatie, en meer algemeen aan de maatschappij, kan leveren. Mensen zijn weliswaar gelijkwaardig (equality of opportunity), maar ze zijn niet gelijk. Een cultuur die dat niet ziet is een cultuur van illusies en doet een onverantwoorde aanslag op de kwaliteit en de innovatiekracht van de organisatie. Ik citeer met instemming T.Dobzhansky, in een artikel over biological evolution an human equality : “genetische diversiteit is een zegen en geen vloek”. Vanuit zoveel verschillende taken die moeten worden verricht en vanuit de verschillende aspiratieniveaus openen juist de verschillen tussen mensen de mogelijkheden voor een goed functioneren van de organisatie. Juist omdat ieder kan bijdragen naar zijn mogelijkheden. Daaraan mankeert nog veel en dat te realiseren lijkt mij de werkelijke uitdaging.
En zo loop je als vanzelf binnen in het unieke van het bedrijven van research, in het unieke van de creatieve gedachte, het kunstzinnige element daarin en de betekenis die dat heeft voor de organisatie en zijn innoverend karakter. Hieraan zitten in mijn visie op zijn minst twee aspecten:
• Wat is de aard van de creatieve gedachte en hoe vindt het creatieve proces plaats?
• Welke betekenis heeft het planmatige karakter van ons researchwerk?
De eerste vraag heb ik al eens beantwoord in een afzonderlijk artikel over serendipiteit en de betekenis van het toeval bij wetenschappelijke vondsten. Ik schreef toen: de belangrijkste doorbraken ontstaan door een toevallige ontmoeting, het toevallig lezen van een artikel, het toevallig combineren van een aantal gegevens of door half slaperig het zicht op het rationele te verliezen. Het sturingsmechanisme van deze niet-rationele manier van denken zetelt in het rechtergedeelte van onze hersenen, evenals onze intuïtieve ruimtelijke, verbeeldende en non-verbale vermogens. Want hoe paradoxaal het ook moge klinken, het linkergedeelte van de hersenen, zetel van het analytische, het rationele, het logische en het verbale, is voor het creatieve en kunstzinnige proces van de ideeëngeneratie een slechte partner. Dat deel van onze hersenen wordt geoefend, daarin zijn we goed, daartoe worden we opgeleid. Maar het gevaar bestaat dat we door zo gedisciplineerd bezig te zijn we het zicht verliezen op het ongedisciplineerde, op toeval gestoelde, vaak chaotische, kunstzinnige proces van het genereren van ideeën.
Baanbrekende innovaties gedijen slechts in een ongestructureerd klimaat van onzekerheid, waarin fouten geaccepteerd worden en ruimte is voor nieuwe doelen. We kunnen ons afvragen of zulk een klimaat in onze huidige researchorganisaties bestaat. Of men
zich voldoende realiseert dat veel zich afspeelt buiten de formele structuren, in geheime
hoekjes, in het schemerduister van de kunstzinnige, eigenzinnige prestatie en de menselijke communicatie. Het is het informele circuit dat zich onttrekt aan het planmatige waar dit spel moet worden gespeeld. Ik citeer met instemming oud-directeur Professor Jan Boldingh: “Door te spelen met wetenschappelijke ideeën, beginnen we nieuwe mogelijkheden te zien”.
Dit staat ver af van een planmatige cultuur, die precies wil weten wat er gebeurt en wil voorspellen waarom datgene wat wij ons gisteren voornamen vandaag niet is uitgekomen. En natuurlijk moeten we wel vooruitdenken en plannen maken voor de toekomst, en efficiënt omgaan met de beschikbare middelen. Maar daarmee is alles niet gezegd. Er is een keerzijde aan de medaille.
Iedere planning sluit zich noodzakelijkerwijs aan bij het bestaande. En we kennen de doelen zoals we deze zo fraai formuleren. “ons product moet even goed zijn als dat van de concurrent”, of: “het laag-calorische product moet dezelfde smaakimpressie geven als het traditionele product”. Dit zijn typisch door de markt gestuurde eisen, met alle gevaren van dien. Overbekend is het verhaal van Post-it, de gele plakpapiertjes. Geen consument die erom had gevraagd, maar het werd wel een gigantisch succes. Dit voorbeeld is een heel belangrijke les, want het leert ons dat de klant niet weet wat hij wil, totdat hij een product in handen krijgt. En Arthur Frey, de uitvinder van deze papiertjes merkt hierover op: “Bij marktonderzoek kun je alleen maar naar bekende dingen vragen en dus kom je bij bestaande technologie terecht. Het grote risico is dan dat bedrijven ‘me-toos’gaan maken, klonen van andere producten. Uit marktonderzoek komt nooit een gloednieuw idee”. En zo kom ik tot de uitspraak dat het echt vernieuwende niet gebaat is bij het planmatige. Of, zoals de vermaarde architect Gerrit Rietveld in 1927 al schreef: “ Elke ware schepping (of ze nu in de vorm van uitvinding, gebouw, schilderij, dans of muziek verschijnt) verandert het inzicht, de eischen en de behoeften van den tijd en komt in botsing met nog heerschende eisen en behoeften uit vorige perioden. Een schepping moet dus de plaats veroveren in plaats van te beantwoorden aan de geldende eischen en de noodzakelijkheid”
Zo moeten we ook de tegenkanting begrijpen tegen werkelijk baanbrekende innovaties. Ze passen nu eenmaal niet in het bestaande denken en in de bestaande cultuur, en ze verstaan zich niet met het planmatige. Zoals Frey het zegt: “De beste dingen in het leven zijn niet de zaken waarnaar je zoekt, maar de dingen die je ontdekt”. En dat betekent: laat planning geen doel in zichzelf worden want dan vergeten we teveel dat de echte research-ideeën vaak op de meest onverwachte momenten en plaatsen komen, en dat echte doorbraken meestal bij toeval tot stand komen. Kortom, planning gestuurd door de markt, betekent dat research zich te veel aansluit bij het bestaande en dat belangrijke vondsten en ontwikkelingen worden gemist.
Werkelijk nieuwe vondsten en ontwikkelingen zijn gestoeld op het chaotische van de ideeëngeneratie. Sinds de introductie van de chaostheorie, zo´n twintig jaar geleden, weten we dat zeer kleine factoren volstrekt onvoorspelbare, vaak zeer ingrijpende gevolgen kunnen hebben. Als we het nog niet wisten van de moderne natuurkunde, van wetenschappers als Schrödinger en Heisenberg, dan weten we het nu: we zijn het tijdperk van de onvoorspelbaarheid binnengetreden. Er worden grenzen gesteld aan onze mogelijkheden alles te verklaren, te regelen en te voorspellen. Met de acceptatie van de chaos als een element van ons leven en de werkelijkheid, wil ik de chaos aanprijzen als een noodzakelijk ferment voor het goed functioneren van een innoverende researchorganisatie. Laten we de chaos omhelzen; dat is goed voor ons.
Uiteraard bestaat er noch een vorm, noch een werkwijze die te allen tijde optimaal is voor een researchorganisatie. Alles hangt af van tijd, plaats en omstandigheden. Die relativering wil ik wel aanbrengen, tenslotte kijken dertig jaar industriële research mij aan. Maar toch bestaat er naar mijn overtuiging te weinig inzicht in het ontstaan van echte vernieuwing. En dat is jammer. Niet alleen in industriële, maar ook in maatschappelijke context”.